Ik groeide op met het idee dat Duitsland een fout land was. Nooit is dat letterlijk tegen me gezegd, het is waarschijnlijk de non-verbale kennisgeving geweest. Een kneepje met de ogen, de verschrikte blik van mijn oma. Ongeveer een jaar na de dood van mijn opa kreeg ik eindelijk zijn memoires te zien. Daar heb ik om moeten zeuren – de gedachte dat zijn schriftje de kleinkinderen zou choqueren was voor een aantal familieleden te heftig. Nacht aan nacht heb ik afgelopen december aan het bureautje in mijn ouderlijk huis gezeten om de memoires te bestuderen, mijn opa schreef erg onduidelijk. Hij werd als stateloos ventje van dertien naar Duitsland gestuurd om te werken. Bij terugkeer werd hij met de nek aangekeken. Daarnaast is zijn vrouw, mijn oma, van joodse komaf – je kunt je voorstellen dat dat toen voor de nodige frictie heeft gezorgd. Enkele maanden nadat ik het stuk had uitgewerkt op mijn laptopje, viel me op dat er drie pagina’s uit waren gehaald. Dat riep bij mij nog meer vragen op. Wat mogen we nog steeds niet weten?
Onzekerheid en angst weerklinken in de takken van onze stamboom, deels door het toentertijd zwijgen van mijn opa. ‘Mag en kan ik wel zijn wie ik ben,’ een vraag die vroeger door mijn hoofd spookte. Jammer genoeg is dat geen uitzonderlijke situatie. Er zijn veel gezinnen die nog steeds gebrandmerkt zijn door de Tweede Wereldoorlog. Toen die ten einde liep, wilde men het leven zo snel mogelijk weer oppakken. In Nederland was er weinig psychische hulp zoals wij die tegenwoordig kennen. Soldaten die nu worden uitgezonden, hebben toegang tot zorg – toentertijd kon je nergens terecht met je posttraumatische-stressstoornis. Zo ook mijn opa niet. Tot 1960 zijn er maar een paar artikelen gepubliceerd over de psychische gevolgen van de oorlog. Men had het te druk met het herstellen van het politieke bestel.
Het gevolg van het ontbreken van professionele hulp voor allen die door de oorlog PTSS-symptomen hadden, reikt verder dan je op het eerste oog kunt zien. Stel je voor: er is een generatie Nederlanders waarvan de ouders de oorlog mee hebben gemaakt, de tweede generatie. Als een of beide ouders aan PTSS leden, kan het zijn dat ze te maken hebben gehad met een depressieve, angstige, beperkende, inperkende, instabiele ouder met een sociale stoornis. Dat is zo’n beetje het ziektebeeld. De gevolgen daarvan galmen door in het nageslacht. De kinderen van de tweede generatie, die derde generatie, worden wederom opgevoed door een getraumatiseerde ouder.
Het is onduidelijk hoeveel van deze gevallen er zijn. Begin dit jaar startte ik een blog om uit te zoeken in hoeverre de oorlog voor mijn generatie, de derde generatie, nog relevant is. Na verschillende interviews en onderzoekjes kwam ik erachter dat er zeker jonge mensen zijn die mijn ervaring delen. Sterker nog, ik kwam erachter dat het op alle fronten nog speelt. Om maar een voorbeeld te noemen: sommige Duitsers voelen zich nog schuldig voor de generatie van hun opa’s en oma’s. Ze dragen de schuld met zich mee, ze hebben het geaccepteerd. Sommige personen die ik voor mijn blog interviewde over het onderwerp waren bang om afgerekend te worden op hun afkomst. Ze wilden dan ook alleen meewerken als ze anoniem konden blijven.
Helaas rust er dus nog steeds een taboe op het onderwerp. De angst om zelfs door generatiegenoten aansprakelijk te worden gesteld voor de eventuele schade die is toegebracht door familieleden is nog steeds aanwezig. Dat is misschien ook niet zo gek. Als je bijvoorbeeld kijkt naar hoe het woord ‘Duitser’ je in de oren klinken, begrijp je waarom. De negatieve bijklank, het gebruik van het woord als scheldwoord. Ook ik heb een goede dosis jodengrappen gehoord en Hitlergroeten gezien. Ik trek het me niet aan, maar ik ben mij bewust van de situatie. Dat is niet in alle gevallen zo.
Deze maand is mijn opa er al twee jaar niet meer. Ik kan hem niets meer vragen. Hij vond het erg lastig om over het verleden te praten. Dat heeft hij uiteindelijk ook niet meer gedaan. Hij heeft de memoires voor ons achtergelaten, zodat hij niet weer geconfronteerd zou worden met de oorlog. Daarnaast maakte hij zich zorgen over zijn kinderen: “Zwijgen, niets van toen vertellen, ook de kinderen niet want zij worden erop aangekeken.” Het schriftje met zijn memoires is voor mij een enorme motivatie om belangrijke en toch moeilijke dingen bespreekbaar te maken. In het kader van het vieren van onze vrijheid in de meimaand wil ik dan ook iedereen aansporen om nog eens goed te kijken naar je ouders en grootouders. Praat over die lastige dingen, ga de confrontatie aan. Bevrijd elkaar. Vind de ontbrekende pagina’s.