Het Werftheater aan de Oudegracht bestaat al veertig jaar. Kleine namen die groot waren in Utrecht, maar ook landelijk geroemde cabaretiers en kunstenaars zoals Youp van ’t Hek, Herman Finkers en Ramses Shaffy stonden er op de planken. DUIC spreekt Yvonne Groeneveld over het reilen en zeilen van het theater.
“Toen ik hier begon, was het een ravage van hier tot Tokio. Een gribuszooi, koud, kil, vochtig. Het had jaren leeggestaan. Voordat ik het overnam, zat er een pottenbakker in.” Vanaf dat punt heeft Yvonne het Werftheater langzaam opgebouwd tot wat het nu is. “Eerst met spulletjes, onder andere een toonbankje van de HEMA. Het werd het steeds fraaier naarmate ik er meer geld in kon steken. In 1978 startte ik, binnen een jaar kwamen er al cabaretiers bij me die een podium zochten.”
Cabaretiers konden vroeger echt geen ‘kut’ zeggen, of andere woorden van die orde
Yvonne vertelt: “Tegenwoordig is cabaret een ontzettende hype, maar toentertijd was het al prettig als je als cabaretier een podium kon vinden. Andere tijden.” Ze kijkt enorm uit naar het veertigjarig jubileum dat van 14 tot 18 maart gevierd wordt. Daarvoor heeft ze artiesten, nieuwkomers en oude rotten uit het vak uitgenodigd – samen zullen ze onderzoeken wat er in de loop der tijd allemaal in het Nederlandse cabaret is veranderd.

“Dat is namelijk een hoop. Vroeger was cabaret bijvoorbeeld altijd politiek geëngageerd. Nu is het veel individueler, persoonlijker. De eigen ervaring wordt tentoongesteld. Dat vind ik wel mooi. Ik wil graag weten hoe iemand tegen de wereld aankijkt en zien wat diegene net anders maakt dan anderen. Niet iedereen is verschillend – soms zie ik hier jonge cabaretiers met stukken die ik in feite al eerder heb gezien.” Daarnaast ziet Yvonne het taalgebruik ruwer geworden. “Je kon vroeger echt geen ‘kut’ zeggen, of andere woorden van die orde. Nu neemt men dat met het grootste gemak in de mond. Seks is ook geen taboe meer.” Ze is van mening dat we met de tijd mee moeten en zegt dat zelf ook te doen.
Indonesische afkomst
Yvonne maakt al lang ook zelf voorstellingen. In Utrecht heeft ze nog met Hennie Oliemuller op het podium gestaan en ze maakte vroeger veel voorstellingen voor kinderen en theaterstukken voor zowel jong als oud. Daar ligt haar passie. Sinds 2012 is ze bezig met het personage Tante Eus, een typetje dat ze heeft ontwikkeld voor oudere Indonesiërs. Haar moeder was Indonesisch, haar vader Nederlands. “Ik was eens op bezoek in het bejaardentehuis van mijn moeder, waar ik al die oude mensen zag zitten. Het was duidelijk dat ze allemaal een verleden met zich meedroegen. Toen bedacht ik ineens dat hetzelfde voor mij geldt.”

In haar voorstellingen, zoals Tante Eus, legt Yvonne de nadruk op herkenning en erkenning van haar afkomst. Ze is hier grootgebracht en opgeleid. “Maar ik ben niet volledig Nederlands. Echter ook niet volledig Indonesisch – wie ben ik dan?” Ook speelt de oorlog vaak een rol. “Voor veel mensen zijn die dingen herkenbaar. Omdat ik het snap, kan ik het vertalen naar een voorstelling.” Ook let ze erop dat haar doelgroep anders dan andere doelgroepen op sommige onderwerpen reageert. Yvonne noemt seks als bijvoorbeeld. “Een keer riep iemand dat ik het daar niet over mocht hebben, omdat dat iets is tussen een man en vrouw, iets heiligs. In mijn stukken gebruik ik daarom vaak metaforen. Ik verpak een boodschap in humor en probeer pijn te vertalen en in een humoristisch perspectief te plaatsen.”
Halverwege Yvonnes verhaal klinkt de bel, maar ze verwacht niemand. Een man komt binnen om flyers af te geven voor zijn voorstelling die in mei in het Werftheater gepland staat. Ze vraagt hem wat eigenlijk de boodschap van zijn stuk is. “Het gaat over vechten tegen vooroordelen”, antwoordt hij. “Ik sta al mijn hele leven achter de bar. Mensen plaatsen je in een hokje: ‘die zal zijn school wel niet hebben afgemaakt of een mislukte relatie hebben’. De boodschap: je moet doen wat je gelukkig maakt.” De twee nemen vriendelijk afscheid. Zo gaat Yvonne om met de artiesten om die in haar theater komen spelen.
Paspoppen
“Eigenlijk is alles hier mijn favoriete plek”, zegt Yvonne. Ze staat op en loopt richting een wand in het knusse theater waaraan tal van foto’s prijkt. “Vroeger stuurde men de foto’s fysiek. Nu gaat alles digitaal. Het aardige van die foto’s is dat je de tijd er vanaf kunt zien, en ze kunt etaleren.” Ze loopt de ingelijste plaatjes van de verschillende iconische koppen langs. “Bert Visscher, Herman Finkers, Youp van ‘t Hek – die laatste was hier zo thuis, dat-ie in staat was zich in het keukentje te gaan staan scheren. Iedereen heeft hier gestaan, behalve Brigitte Kaandorp. Er waren ook mensen van wie je dacht dat ze het goed zouden doen, maar die toch nooit echt zijn doorgebroken. Het gekke is dat kwaliteit niet altijd uitbetaalt.”

Er zijn nog zoveel mooie anekdotes die Yvonne wil delen, dat het moeilijk kiezen is. “Die ene keer dat we het theater verhuurden aan een omroep – de regie-assistent kwam me vragen om poeder tegen het glimmen van het gezicht, maar dat hebben we hier niet liggen. We hadden alleen vim, schuurpoeder. Toen hebben ze dat maar gebruikt. En die keer dat Ramses Shaffy per se een vleugel moest hebben in plaats van een gewone piano. Tijdens zijn lied We Zullen Doorgaan donderde de steun in het midden van de vleugel om. Hij ging gewoon door! Hilarisch.” Ze vertelt dat de meeste artiesten hele aardige mensen zijn. Mooi, want Yvonne heeft een hekel aan arrogantie. “Een goede artiest slaat zichzelf niet op de borst; het is gewoon werk.”
De tour door het Werftheater komt uit in de zaal. “Deze muurschildering is gemaakt door beeldend kunstenaar Luigi Amati”, vertelt ze wijzend. De sfeer die ze in het theater heeft neergezet, moet doen denken aan de decadente stijl van Toulouse-Lautrec, een beroemde Franse prentkunstenaar. “De jaren dertig, heren met monocles en cafés, de plek waar het cabaret vroeger begonnen is.” Wat ook direct opvalt in het Werftheater is de aanwezigheid van verschillende paspoppen. Die gebruikte ze ooit in een stuk, waarin ze met de poppen sprak. “Ze hebben iets mystieks, daarom heb ik ze gehouden. Ik heb ze gekleed alsof ze in het theater op bezoek zijn. Sommige bezoekers schrikken zich rot.”

Yvonne heeft nog altijd veel plezier in het runnen van het theater. “Er komt wel veel bij kijken, want je moet van de hoed en de rand weten. Ik heb een fijn en goed team. In mijn eentje kan ik het niet. Ik programmeer zelf de artiesten, waarbij ik let op de kwaliteit, en blijf binnen mijn marge: theater, cabaret, kleinkunst en aanverwante zaken. Stand-up valt er ook onder, net als mooie muziekprogramma’s. Wel Nederlandstalig, liever geen Engels en ook geen popmuziek. Ik ben een cultureel ondernemer en zo voel ik me ook. We krijgen van de gemeente niet zo’n groot bedrag om het Werftheater draaiende te houden, maar we doen ons best – het lukt ons nu al veertig jaar.”